De Eerste Kamer heeft op 20 januari ingestemd met het wetsvoorstel om de verbetertermijn van zeer zwakke scholen te verkorten tot één jaar. In december 2014 ging de Tweede Kamer al akkoord. De wet treedt op 1 augustus 2015 in werking.
De wet regelt dat de inspectie de minister informeert als de resultaten van een zeer zwakke school langer dan een jaar ernstig tekortschieten en er in die periode geen kwaliteitsverbeteringen zijn gerealiseerd. Op basis hiervan kan de minister besluiten om de bekostiging van een school te beëindigen of de school op te heffen. Op dit moment kunnen scholen een aantal jaren zeer zwak zijn, voordat – als ultieme sanctie – de bekostiging van de school kan worden beëindigd. Met deze wet wil de staatssecretaris eerder kunnen ingrijpen op scholen waar het onderwijs ver onder de maat is.
Relatieve en absolute normen
De wet geldt voor zowel het primair onderwijs als het voortgezet onderwijs. De uitgangspositie en het toezicht- en waarderingskader van beide onderwijssoorten kennen echter grote verschillen. In het voortgezet onderwijs wordt voor de berekening van de onderwijsopbrengsten nog steeds gewerkt met relatieve normen. Dat betekent dat er altijd een groep afdelingen/schoolsoorten is die onvoldoende scoort. Met ingang van 2016 gaat het voortgezet onderwijs over op absolute normen. In het primair onderwijs is men al eerder overgestapt op absolute normen. In dat licht is het vreemd dat voor de beide onderwijssoorten een uniforme verbetertermijn van een jaar wordt gesteld.
Nadruk op preventie
Tijdens het debat over de wet in de Tweede Kamer benadrukten alle partijen ook het belang van preventie, waarbij er zo vroeg mogelijk wordt ingegrepen als een school dreigt af te glijden naar zwak. Ook de VO-raad pleit al jaren voor een preventieve aanpak. Mede door de intensieve ondersteuning vanuit het project Leren verbeteren van de VO-raad en AOC Raad is het aantal zeer zwakke scholen de afgelopen jaren al sterk afgenomen. Uit de meest recente cijfers blijkt dat op 1 september 2014 92,7% van de vo-scholen aan de minimumeisen voldeed. Een jaar eerder was dat nog 89,9%. Het wettelijk inkorten van de verbetertermijn voor zeer zwakke scholen is daarom in onze optiek niet nodig. De VO-raad blijft via het project Leren verbeteren werken aan het eerder in beweging brengen van risicoscholen en het verder naar beneden brengen van het aantal zeer zwakke scholen. De Vaste Kamercommissie OCW heeft van staatssecretaris Dekker de garantie gekregen dat dergelijke activiteiten op structurele financiële steun kunnen rekenen.
Amendementen en moties
De VVD en PvdA gaven in het debat aan dat zij ook het speciaal onderwijs (so) en het voortgezet speciaal onderwijs (vso) onder de reikwijdte van de wet willen brengen. De staatssecretaris zegde toe om – als het nieuwe toezichtskader (v)so voldoende voet aan de grond gekregen heeft in het so en vso – dit te overwegen. Ook gaf de VVD aan dat ze met name de betrokkenheid van ouders bij het verbeteren van zeer zwakke scholen wil vergroten. Volgens Dekker is dat ook wenselijk, maar is het niet nodig om dat wettelijk vast te leggen. De betreffende amendementen zijn aangenomen.
Het amendement dat tijdens de wetsbehandeling door de Christenunie werd ingediend om de verbetertermijn van één kalenderjaar te veranderen in één schooljaar, is door de Kamer verworpen. De VO-raad gaf ook de voorkeur aan een verbetertermijn van één schooljaar, omdat examenresultaten zwaar meewegen bij het bepalen van de onderwijsopbrengsten van een school. Scholen die gedurende het jaar (bijvoorbeeld in maart) het predicaat ‘zeer zwak’ krijgen, krijgen dan een heel schooljaar de kans om te werken aan een duurzame verbetering van de opbrengsten.
De door de SP en de PvdA ingediende moties over respectievelijk het gebruik van brede evaluatie-instrumenten en de mogelijkheid van een second opinion door een onafhankelijke partij zijn verworpen. De motie voor gerichte aandacht voor de ‘leercultuur’ bij zwakke scholen is aangehouden.