U weet het: vanaf het nieuwe schooljaar gaat de onderwijsinspectie werken met het nieuwe onderzoekskader. U hebt zich hier inmiddels waarschijnlijk wel enigszins in verdiept, want voor elk bestuur – en elke school – zal het consequenties hebben. Maar er blijft veel te vragen over. Zo ook bij de adviseurs van Leren verbeteren. Op vrijdag 16 juni nodigden we daarom de inspectie uit om onze meest prangende vragen te kunnen stellen. Inspecteur Karin Plantinga bracht helderheid.
Leren verbeteren is natuurlijk gericht op scholen met een afdeling die zwak of zeer zwak is of die in de risicozone zit. Niet verrassend was dan ook de eerste vraag die we stelden: hoe gaat de inspectie straks om met scholen die vorig schooljaar zwak of zeer zwak zijn geworden of die in de risicozone zitten? Deze scholen werken nu aan verbetering, maar worden ze straks op dezelfde manier beoordeeld? Het zal anders zijn, benadrukt Karin Plantinga. “We zullen daarvoor ons ‘nieuwe’ onderzoekskader gebruiken, dat per 1 augustus 2017 van kracht wordt. En ja, dat betekent dus dat de inspectie aan de hand van de standaarden naar de school of afdeling kijkt. Maar scholen worden op basis van dezelfde inhouden beoordeeld. Scholen die onder aangepast toezicht vallen, komen dus niet voor verrassingen te staan. Omdat we vanaf augustus 2017 werken met het nieuwe kader, hebben we de toezichtplannen voor al die scholen aangepast: oude indicatoren zijn omgezet naar de standaarden uit het nieuwe kader. Verder zullen we in een aantal gevallen Omzettingsonderzoeken naar Kwaliteitsverbetering (Omzettings-OKV’s) uitvoeren en op die manier de nieuwe standaarden introduceren.”
Risicoscholen
Het levert wel wat zorg op bij de adviseurs. “Deze scholen zijn de afgelopen periode hard aan het werk geweest om verbetering te realiseren. Stel dat ze met het nieuwe toezicht toch (weer) een onvoldoende beoordeling krijgen.* Dat is niet erg motiverend”, klinkt het uit de zaal. Karin Plantinga kan er wel begrip voor opbrengen, maar, zo zegt ze, “we hebben natuurlijk een waarborgfunctie. En als we op een school zijn die onvoldoende scoort of er zijn tekortkomingen, dan zullen we dat wel zeggen en daar altijd op ingrijpen. Tegelijkertijd proberen we óók altijd rekening te houden met de uitwerking op de school. Dat nemen we mee in ons oordeel.”
Herstelopdrachten
Als na de primaire detectie en een kwaliteitsonderzoek blijkt dat een school zeer zwak is dan komen we na een jaar terug en zullen we een toezichtsplan schrijven. Bij een school die onvoldoende is komen we ook na een jaar terug. Daarnaast kunnen er kleinere onderdelen uit de wet niet voldoende zijn. Voor alles wat niet voldoet aan wat de wet beschrijft als basiskwaliteit geven we zogenaamde herstelopdrachten. Afhankelijk van de bestuurskracht van het bestuur of de ernst van een tekortkoming bepalen we dan of we een herstelonderzoek uitvoeren.” De inspectie gaat dan ook niet alle herstelopdrachten controleren. “Dat nemen we dan gewoon bij het volgende onderzoek weer mee.”
“We wijken ook af als de resultaten de goede kant uitgaan en als we zien dat een bestuur het goed oppakt.”, gaat Plantinga verder. Bovendien houdt de inspectie de mogelijkheid om haar oordeel uit te stellen en herstelopdrachten te geven. “Dan bieden we de ruimte om gedurende de periode dat we werken aan het definitieve rapport de tekortkoming te herstellen en daarmee kan de school uiteindelijk gewoon een voldoende krijgen.” De adviseurs van Leren verbeteren zien in de praktijk hoe goed dat kan werken. “Ik heb een paar keer meegemaakt dat een inspecteur dat deed”, zegt een van hen. “Dat vond ik heel sterk.”
Het ligt er wel aan waarop de herstelopdrachten betrekking hebben, vult Plantinga aan. “Dat kunnen kleine dingen zijn, maar ook grote dingen. Als we vinden dat een schoolbestuur het goed oppakt, laten we het bij het schoolbestuur, maar wij kunnen het ook zelf gaan onderzoeken.
Eigen ambities
Een belangrijk verschil met het oude toezichtkader is dat het nieuwe onderzoekskader veel meer ruimte laat voor de eigen ambities van een bestuur. Kijk bijvoorbeeld naar gepersonaliseerd leren. Dat staat bij steeds meer scholen op de strategische agenda. Bij scholen die een onvoldoende krijgen of zeer zwak worden bevonden, zullen eigen ambities nog niet zo relevant zijn. Die moeten vooral focussen op de deugdelijkheidseisen (de basis). Maar voor andere scholen of scholen die zich goed hersteld hebben, wel. Waar de deugdelijkheidseisen vrij duidelijk beschreven zijn, laat de inspectie veel ruimte voor interpretatie als het gaat om eigen ambities. Belangrijk bij eigen ambities in het kader van de waardering goed is dat een school eigen beleid rondom zo’n thema heeft geformuleerd. De inspectie krijgt hierover dan ook regelmatig vragen van scholen. “Scholen vragen ons wat wij dan willen zien en waar zij dan aan moeten voldoen. Ons antwoord is dan altijd dat de scholen in elk geval moeten voldoen aan de deugdelijkheidseisen en dat er verder heel veel mogelijk is.”
Zo weinig mogelijk voorschrijven
De inspectie wordt weleens gezien als ‘de club die de regels stelt’, maar wil dus eigenlijk zo weinig mogelijk voorschrijven. Neem weer gepersonaliseerd leren. “Dat kan een vorm van eigen beleid zijn. Het staat niet in de deugdelijkheidseisen. We hebben ook niet vastgelegd welke toetsen je moet gebruiken of welk leerlingvolgsysteem. De systemen van de school bekijken we wel. Maar misschien wel belangrijker is het dat we ook in gesprek gaan met de medewerkers en leerlingen. Weten zij wat de afspraken zijn?” De inspectie wil namelijk weten of iedereen op de hoogte van het beleid is en wat zijn rol daarin is. “Heeft de school in beeld welke leerlingen welke leerlijnen volgen? Houden ze dat bij? Hebben ze daar doelen bij vastgesteld en hoe toetsen ze die? Daar kijken we naar. We schrijven niet voor hoe ze dat allemaal moeten inrichten.”
Kwaliteitscultuur
De – nieuwe – term kwaliteitscultuur duikt op. Daarbij draait het om de vraag of het beleid en de beleidsdoelen overal binnen de school zijn doorgedrongen. “Is bijvoorbeeld de scholing van docenten daarop aangepast”, noemt Plantinga. “En weten de mensen wat het einddoel, het perspectief is? Weten ze waar de schoolleiding heen wil? Zijn ze daarbij betrokken? Weten leerlingen het ook? Dat zijn typisch aspecten waar we scholen op bevragen en die willen we ook terugzien in de klas.”
Het eindexamen
Leuk en aardig, denkt u misschien: die ruimte die de inspectie biedt. Maar als puntje bij paaltje komt, moet ik er gewoon voor zorgen dat zo veel mogelijk leerlingen het eindexamen halen. De adviseurs van Leren verbeteren horen het met enige regelmaat en legden de vraag voor aan de inspecteur. Karin Plantinga herkent het geluid. “Het klopt dat veel scholen sterk toewerken naar het centraal examen, maar het schoolexamen biedt heel veel mogelijkheden om het onderwijs op andere aspecten in te richten. Daar zie ik in de praktijk mooie voorbeelden van. Met leerlingen die betrokken zijn door aantrekkelijke lessen met wisselende werkvormen, verantwoordelijkheid voor het leerproces en boeiende onderwerpen. En die leerlingen halen ook een voldoende voor hun eindexamen.” Toch bepaalt het centraal eindexamen wel de helft van het eindcijfer. “Best veel”, zo menen de adviseurs. Een van hen zegt: “Ik zie dat veel scholen er wanhopig van worden. Die willen wel heel graag maatwerk bieden, maar weten ook dat hun leerlingen straks wel gewoon hun biologie-examen moeten maken.”
Nadenken over alternatieven
OCW-beleidsmedewerker Wencke Kraaijvanger, die ook aanwezig is, herkent de geluiden ook. “Wij leggen die geluiden ook niet zomaar naast ons neer. Maar het kost tijd. We moeten goed nadenken over alternatieven. Ik ga niet zeggen dat het centraal eindexamen moet worden afgeschaft – hoewel sommige scholen dat graag zouden willen – maar we zijn wel met het thema bezig. We zien ook dat scholen soms beren op de weg zien, die er helemaal niet zijn.”
Socialisatie en persoonsvorming
Karin Plantinga meent dat besturen in het nieuwe onderzoekskader veel ruimte hebben om naast kwalificatie ook hun inspanningen op het gebied van socialisatie en persoonsvorming onder de aandacht van de inspectie te brengen. “Die kunnen in de 19 nieuwe standaarden worden ondergebracht en in overleg met de besturen kunnen we daarnaar ook onderzoeken inrichten.” Wencke Kraaijvanger vult aan. “Die drie punten – kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming – komen ook terug in de discussies die we op het ministerie voeren rondom het rendementsdenken. Er zijn scholen die socialisatie en persoonsvorming nadrukkelijk een plek hebben weten te geven in hun schoolexamens. Ik zie wat dat betreft echt wel een verschuiving in het onderwijs. En die verschuiving staat los van de inspectie en los van het ministerie.”
Wilt u meer weten?
De onderwijsinspectie heeft alle informatie over het vernieuwde toezicht overzichtelijk bijeengebracht hier op haar website. Een goede bron als u meer wilt weten.
Ook interessant
De adviseurs van Leren verbeteren gingen ook in december 2016 over het vernieuwde toezicht met Karin Plantinga in gesprek. Het artikel dat we daarover maakten, vindt u hier.
* Met de introductie van het nieuwe toezichtkader kunnen scholen niet meer het predicaat zwak krijgen. Ze kunnen wel een onvoldoende beoordeling krijgen. Het predicaat zeer zwak blijft wel behouden.