Wat laten de cijfers zien? Monique Hoogduin (57) is expert in het duiden van data, én in het helpen verbeteren van het onderwijs. Ruim dertig jaar kent ze het werkveld inmiddels vanuit functies als docent, opleidingscoördinator, senior adviseur, schoolleider, manager van een schoolbegeleidingsdienst en hoofd kwaliteitsbeleid bij een schoolbestuur. “Het samen verbeteren van onderwijs blijft een geweldig mooie uitdaging.”
Sinds 2002 begeleidt ze scholen bij verbetertrajecten, van opbrengstgericht werken, kwaliteitsbeleid tot onderwijskundig leiderschap. Naast zelfstandig adviseur voor onder andere Leren Verbeteren, werkt ze nu een jaar als hoofd onderwijs van het Amadeus Lyceum, een vernieuwingsschool in Utrecht. “Het leek me leuk om een volgende stap in de ontwikkeling te zetten op een school waarvan de kwaliteit inmiddels voldoende is. Ik leer er ontzettend veel van. Zo ben ik heel doelgericht, maar ik heb de waan van de dag echt onderschat. Ik ben waarschijnlijk de enige die wekelijks het doelenlijstje checkt om niet te verzuipen in alle activiteiten die op me afkomen”, vertelt ze lachend.
Betere antwoorden
Op haar school werken twee data-analisten: docenten die gericht onderzoeken of de school nog op koers ligt. In 2011 zorgde ze als hoofd kwaliteitsbeleid in samenwerking met haar bestuur de Willibrord Stichting en met Universiteit Utrecht voor een subsidie waarmee alle scholen in Utrecht met data konden leren werken. Vervolgens keurde de gemeente een nieuwe subsidieaanvraag goed waardoor alle scholen gebruik kunnen maken van data-coaches. “Uit Canadees onderzoek blijkt dat als je docenten naar data laat kijken, dat ze daar zelf op gaan sturen. Dat werkt veel beter dan als je van bovenaf gaat vertellen dat iets anders moet”, vertelt ze. “Bovendien weten docenten zelf vaak heel goed wat nodig is. De onderwijskundig leider heeft de taak om richting te bepalen en de juiste vragen te stellen. En dan komen er vaak heel goede antwoorden, die voor de docenten vaak beter uitvoerbaar zijn dan wanneer ik ze zelf zou verzinnen. Zij kennen immers de context veel beter.”
Verdiepende vragen
Hoe ontwikkelen toetsresultaten zich, wat is de gemiddelde uitstroom in de afgelopen jaren en hoe groot is het verschil tussen het schriftelijk en centraal examen? Uit dit soort gegevens valt veel te halen waarmee je snel aan de slag kunt, meent Hoogduin. “Als de cijfers van het SE veel hoger liggen dan van het CE, dan gaat er iets mis in de voorbereiding. Via verdiepende vragen onderzoek je de oorzaak. Dat kunnen te lage eisen zijn, maar het kan ook aan het rooster liggen. De gevolgen van een zwakke organisatie met bijvoorbeeld een slecht rooster voor de opbrengsten, worden nog heel vaak onderschat.”
Prognosetool
In samenwerking met Magister Management Platform (MMP) heeft ze een prognosetool laten ontwikkelen waarmee de school al gedurende het jaar kan zien hoe de opbrengsten ervoor staan. Daarmee kun je bijtijds bijsturen als dat nodig is. “Op mijn school bekijken sectievoorzitters zelf of de data nog kloppen met verwachtingen en zo niet, dan schrijven ze in het sectieplan wat er anders moet. Ik ben tevreden hoe het gaat. Nieuw is dat straks ook docenten zelf kijken naar wat er achter de data zit en wat dit betekent voor het lesgeven. Daarmee wordt het ook een kwalitatief proces.”
Vertrouwen
Ze is ervan overtuigd dat iedereen mee wil en kan denken. “Dat is net als bij leerlingen: als de randvoorwaarden goed geregeld zijn, kun je erop vertrouwen dat ze meewerken. Het belangrijkste is dat het een open gesprek moet zijn. Als er een verborgen agenda is, waarbij je al oplossingen van tevoren hebt bedacht of als je de cijfers wilt gebruiken om docenten op af te rekenen, dan werkt het niet.”
Ook na zoveel jaar gaat ze graag met scholen samen op pad om te onderzoeken wat er nodig is. Iedere keer gaat het om een nieuwe context, want zowel de groep professionals of de leerlingenpopulatie, als de omgeving of de signatuur van een school kan verschillen. Hoogduin: “Het vraagt dus steeds iets specifieks van de leidinggevende. Het is de context die de kleur van het onderwijskundig leiderschap bepaalt. Je moet toe naar een cultuur van leren en verbeteren, waarin je samen gefocust bent op ontwikkeling. Als onderwijskundig leider zul je in staat moeten zijn om dit aan te sturen. Dit vraagt om inzet van kwaliteiten van mensen, om ruimte bieden en om duidelijke kaders stellen: leiden met lef en liefde.”
Voorleven
Dat is volgens haar niet vanzelfsprekend, sommigen zullen zich dit eigen moeten maken. ‘Voorleven’ is dan haar aanpak. Goed luisteren en een open gesprek zijn daarin essentieel. “Nu ik zelf schoolleider ben, zie ik dat wat je zelf doet, grote invloed heeft. Al die kleine momentjes in de personeelskamer, de gesprekken, het overleg. En dan niet op een gekunstelde manier een gesprek aangaan, waarbij er vaak toch een mening of idee onder zit, maar je moet echt nieuwsgierig zijn. Anders voelt iedereen dat het een maniertje is om draagvlak te creëren en dat werkt averechts.”
Groeien
In de verbetertrajecten ligt de focus vooral op het primaire proces. Daarom staan veel lesbezoeken en het evalueren ervan op het programma. Sommige schoolleiders vinden het geven van feedback moeilijk. “Het voeren van een gesprek waarbij aandacht is voor kwaliteiten van iemand en er gerichte feedback wordt gegeven, geeft mogelijkheid om verder te groeien”, benadrukt Hoogduin. “Sommige schoolleiders draaien eromheen, maar dat is nergens voor nodig. Vertel wat je hebt gezien en vraag hoe de ander ernaar kijkt. En bespreek hoe iemand van daaruit kan groeien. Zo werk je progressiegericht.”
Dapper zijn
Ook is het creëren van draagvlak voor sommigen een worsteling, waarbij het gevoel bestaat dat de hele club tegen is. “Ga gewoon eens kijken hoeveel er wel en niet willen”, geeft Hoogduin als tip. “Dan kom je erachter dat slechts een klein aantal echt niet meewil. Dan zul je dapper moeten zijn en het gesprek aangaan: ‘Goh, ik merk dat je het niet ziet zitten, vertel eens wat is er aan de hand?’ Dan blijkt het heel vaak te gaan om misverstanden of om iets wat in het verleden is misgelopen, wat wellicht nog hersteld kan worden. Het werkt heel bevrijdend als je beseft dat je gewoon normaal kunt praten met elkaar. En als blijkt dat je toch niet op één lijn komt, dan kun je ook samen tot de conclusie komen dat diegene elders beter een nieuwe start kan maken omdat hij of zij daar gelukkiger van zal worden.”